• Tropisch: het product komt uit het Zuiden.
    • Voedzaam en gezond: eiwitrijke producten met hoge voedingswaarde (vitaminen, mineralen,…).
    •  Ecologisch duurzaam en klimaatbestendig: productie met lage CO2-uitstoot, gewasrotatie, respect voor en versterken van biodiversiteit, tegengaan/minimaliseren van negatieve impact van klimaatsverandering (agro-ecologie), transport per boot, toekomstgericht …
    • Economisch rendabel: er is een duidelijke business case en marktconforme prijzen zowel voor  producent, retailer als consument.
    • Relevant voor de ontwikkeling van de lokale markt in het Zuiden: de producten worden lokaal geconsumeerd en hebben belang in het lokale dieet of hebben een groot potentieel op de lokale markt.
    • Het product geeft sociaal, economisch en/of ecologische toegevoegde waarde voor de lokale producent.
    • Toegevoegde waarde voor de Belgische consument: speelt in op vraag (allergieën, gezondheid, trends, eiwittransitie,…)
    • Complementair met producten uit het Noorden: de keuze om het product in het Zuiden te produceren, is verantwoord (ecologisch, economisch en/of sociaal).
    • Ecologische, economische en/of sociale innovatie: niet enkel het eindproduct is innovatief, maar de keten symboliseert innovatie, die kan plaatsvinden in verschillende stadia van de keten (productie, naoogst, transport, energiegebruik, verwerking, afvalbeheer …)
    • Visibiliteit:  de productketen omvat de nodige uitdagingen, stelt dingen in vraag, vereist innovatieve oplossingen en nieuwe samenwerkingsverbanden. De keten draagt bij om een zo volledig mogelijk verhaal te brengen over het voedsel van de toekomst.

  • “Voedsel afkomstig uit het Zuiden en getransporteerd over grote afstand is niet duurzaam, gezien de hoge ecologische voetafdruk”

     

    “Lokaal voedsel is duurzamer”

     

    Dit zijn veel veelvoorkomende en begrijpelijke opmerkingen. We willen dit echter ietwat nuanceren door het geven van wat achtergrondinfo met betrekking tot duurzame ketens.

     

    Eerst en vooral willen we aangeven dat gezien de complexiteit van het huidige voedselsysteem het vaak moeilijk is om een product als lokaal of globaal te definiëren. Dit is ook het geval voor producten die op het eerste zicht eenvoudig lijken, omdat vele moderne voedselketens gemengde modellen zijn die beide lokale en globale processen combineren. De zogezegde lokale of globale ketens gebruiken zowel lokale als globale grondstoffen/diensten/… ‘resources’. In vele situaties is het dus ook moeilijk om het label lokaal of globaal op een productketen te plakken (Kneafsey, et al., 2013).

     

    Vb: de grijze Noordzeegarnaal is een lokaal product, echter het pellen van de garnalen gebeurt in Marokko… waarna ze bij ons in het supermarktrek liggen.

    Vb: Lokale varkens worden gevoed met o.a. soja die afkomstig is uit Brazilië.
    Naast het feit dat het onderscheid tussen lokale en globale ketens vaak vaag is, kunnen we ons ook de vraag stellen of dit wel de juiste manier is om de duurzaamheid van voedselketens te evalueren.

     

    Lokaal voedsel wordt intuïtief vaak gezien als beter voor het milieu omwille van minder transport, minder voedselkilometers en daardoor een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Echter, deze aanname is niet voldoende. Om deze voordelen te kunnen waarborgen moet de logistiek goed gepland zijn. In lokale/korte ketens is dit niet altijd het geval (Kneafsey, et al., 2013) Daarnaast zijn de CO2-emissies die vrijkomen tijdens het transport van het voedsel slechts één element dat de ecologische duurzaamheid van een product bepaalt. Andere factoren die in rekening moeten gebracht worden, zijn o.a. productiefactoren (CO2 uitstoot van de bodem, rendement/ha t.o.v. input, gebruik van grondstoffen als water en grond), transport en distributie, stockage, recyclage van verpakking etc (Edwards-Jones, 2010; Kneafsey, et al., 2013).

     

    Verder is het belangrijk om de verschillende elementen van duurzaamheid te bekijken. De ecologische impact van de productketen is slechts één element, zonder de sociale en economische duurzaamheid te beschouwen krijgt men een onvolledig beeld (Edwards-Jones, 2010; Tregear, 2011; Kneafsey, et al., 2013). De economische duurzaamheid van een productketen slaat op de winstgevendheid en competitiviteit, ‘good practices’ inzake bedrijfsbeheer, de marktvereisten, marktconforme prijzen voor de personen die eraan meewerken, de behoeften van de consumenten (vb. in termen van smaak en kwaliteit), zoals beschreven door Colruyt Group.

     

    Een sociaal duurzame productketen groeit niet ten koste van de personen die eraan meewerken. Denk maar aan eerlijke prijzen voor boeren (en andere ketenactoren zoals verwerkers, transporteurs etc), lange termijn contracten, gezonde en veilige werkomstandigheden, geen kinderarbeid etc.

     

    Bronnen:

    Edwards-Jones, G. (2010). Does eating local food reduce the environmental impact of food production and enhance consumer health?. Proceedings of the Nutrition Society, 582-591.

     

    Kneafsey, M., Venn, L., Schmutz, U., Balázs, B., Trenchard, L., Eyden-wood, T., . . . Blackett, M. (2013). Short Food Supply Chains and Local Food Systems in the EU . A State of Play of their Socio-Economic Characteristics. European Commission Joint Research Centre .

     

    Tregear, A. (2011). Progressing knowledge in alternative and local food networks: Critical reflections and a research agenda. Journal of Rural Studies (27), 419-430.

  • Tot op heden bestaat er geen algemeen aanvaarde definitie van ‘korte keten’. In de verschillende definities komen vaak wel dezelfde of gelijkaardige kenmerken terug. We zetten dit even op een rijtje.

     

    In het algemeen wordt geen expliciete verwijzing gemaakt naar een geografisch afgebakend gebied, waarbinnen de keten valt. Vaak wordt aangehaald dat in een korte keten het aantal tussenpersonen zo laag mogelijk wordt gehouden.

     

    De definitie die het vaakst wordt gehanteerd is die van Marsden et al. (2000), waarbij de term ‘kort’ vooral refereert naar het herdefiniëren van relaties tussen producenten en consumenten. Waarbij de consument voldoende informatie krijgt over de herkomst van het product en de kwaliteit. Deze informatie maakt het voor de consument mogelijk om voeling te krijgen en associaties te maken met de plek en de ruimte waar het product werd geproduceerd. Indien deze informatie als waardevol gezien wordt door de consument zal zich dit doortrekken in een eventuele premium prijs.

    We kunnen stellen dat er 3 soorten korte ketens zijn:

    1. Face-to-face, waarbij de consument rechtstreeks bij de producent of verwerker koopt. Authenticiteit en vertrouwen komt dan voort uit de persoonlijke interacties. Voorbeelden zijn boerenmarkten, hoevewinkels, initiatieven als Boeren & Buren.
    2. Fysieke nabijheid: de meest voorkomende voorbeelden hiervan zijn initiatieven als regionale kwaliteitskeurmerken, voedselteams, Boeren & Buren, etc. .
    3. Fysiek veraf: bij korte ketens die in ruimte en tijd ver uit elkaar liggen, worden de producten verkocht aan consumenten ver buiten de productieregio, zonder connectie met de plek van productie. De verkoop kan plaatsvinden op de nationale markt, maar kan ook veel verder wereldwijd gebeuren.
      Voorbeelden zijn Fair Trade producten zoals koffie, mango’s etc., waarbij de keten transparant is, een eerlijke prijs voor de boer wordt betaald, men weet van welke boeren(coöperatie) het product afkomstig is, en het aantal tussenpersonen beperkt wordt.

    De productketens die we in het kader van het project Voedsel voor de Toekomst opzetten, vallen dus onder de laatste soort van korte ketens.
    Bron:
    Marsden, T., Banks, J., & Bristow, G. (2000). Food Supply Chain Approaches: Exploring their Role in Rural Development Terry. Sociologia Ruralis, 424-438.